|
|
Een patacon met een gebusseld Jezuskindje uit het Hooghuis in Sint-Katelijne-Waver
Bij de opgravingen in het Hooghuis in Sint-Katelijne-Waver kwam een gebusseld Jezuskindje, gemaakt van pijpaarde, aan het licht. Dat dergelijke "Jezuskes" als patacon op feestgebak werden aangewend, blijkt uit de recente ontdekkingen op een schilderij toegeschreven aan Hans Francken (Antwerpen 1581-1624). Daarom is het interessant om er wat dieper op in te gaan.
Materiaal: pijpaarde
Vorm: onregelmatig, de omtrek van het motief
Techniek: gevormd in een mal en daarna gebakken
Afmetingen: bewaarde hoogte 55 mm, breedte 17 mm. Het bovenste gedeelte (het hoofdje met mutsje) ontbreekt.
Periode: einde 16de - begin 17de eeuw
Kleur: gebroken wit
Beschrijving:
Het pijpaarde beeldje toont een gebusselde baby. Bij die vroegere, veel toegepaste kledingstechniek, omwond de moeder het hele lijfje van het kind met een langwerpig doek. Daarbij zaten ook de armtjes en de beentjes in de strakke bussel. Men meende dat het kindje op die manier het best beschermd was tegen tocht en koude. Men dacht ook dat gestrekte beentjes niet zouden kromgroeien Er was ook een praktische overweging. Bij het dagelijkse werk kon de moeder het kind onbezorgd achterlaten op een beschutte plaats.
Uit de bewaarde afbeeldingen blijkt dat er verschillende patronen bestonden om het kind te busselen. Daarbij werden geen linten gebruikt. De opliggende schuine lijnen op de bussel verbeelden de omslag van de boord van het doek. Hoe zulk gebusseld kind eruit zag kan men ondermeer zien op een pop in het Volkskundemuseum in Antwerpen (VM4943).
Het gebruik van het busselen bestond zeker al in de middeleeuwen. Op grafzerken, miniaturen en schilderijen werden dergelijke omwonden kindjes soms afgebeeld. In West-Europa bleef het busselen in sommige traditionele middens in gebruik tot na de tweede wereldoorlog.
Men neemt aan dat de in klei gebakken busselkindjes het Jezuskind uitbeelden. Dergelijke beeldjes dienden als decoratie op feestbroden tijdens de periode rond Kerstmis en Nieuwjaar.
Het schilderij Winterstilleven met pannenkoeken, wafels en vollaard, toegeschreven aan Hans Francken (Antwerpen 1581 - 1624) en bewaard in de Koninklijke Musea van Brussel toont dergelijk feestgebak. Het kunstwerk onderging onlangs een grondige restauratie. Bij het verwijderen van een overschildering kwam een feestbrood (vollaard of krulkoek) met patacons te voorschijn. Behoudens drie ronde patacons en vier naakte Jezuskindjes sieren ook twee gebusselde Jezuskindjes het grote feestgebak. Het schilderij kan men dateren omstreeks 1610-1620.
In Antwerpen kwamen bij archeologische opgravingen een achttal beeldjes aan het licht. Zoals het gros van de in Antwerpen gevonden beeldjes en plaketten in pijpaarden dateren zij uit de tweede helft van de 16de eeuw of het begin van de 17de eeuw. Deze datering komt goed overeen met het schilderij van Francken.
Het thema moet ook populair zijn geweest in Mechelen. In twee verzamelingen van patacons en pijpaarden beeldjes, afkomstig uit het Dijleslib, bevinden zich een veertigtal fragmenten van dergelijke busselkindjes. De verzamelingen bevatten een groot aantal varianten. De bussels vertonen steeds een diagonale of horizontale omwikkelingspatroon. Maar geen enkel beeldje is volledig. Meestal ontbreekt het hoofdje.
Op een terrein in de Dinantstraat te Brussel kwam al wel een volledig beeldje aan het licht.
Samenvatting
Bij de opgravingen in het Hooghuis in Sint-Katelijne-Waver kwam een gebusseld Jezuskindje, gemaakt van pijpaarde, aan het licht.
Het gebruik van het busselen bestond zeker al in de middeleeuwen. Op grafzerken, miniaturen en schilderijen werden dergelijke omwonden kindjes soms afgebeeld. De moeders wikkelden hun kindjes in doeken om hen te beschermen tegen tocht en koude. Men meende ook dat de beentjes dan niet zouden kromgroeien.
In Vlaanderen werden gebusselde Jezuskindjes in pijpaarde aangewend als versiering op feestgebak tijdens de periode rond Kerstmis en Nieuwjaar. Bij de recente restauratie van het schilderij Winterstilleven met pannenkoeken, wafels en vollaard, toegeschreven aan Hans Francken (Antwerpen 1581 - 1624) en bewaard in de Koninklijke Musea van Brussel, kwam onverwacht de afbeelding van dergelijk feestgebak met twee gebusselde Jezuskindjes aan het licht. Het schilderij kan men dateren omstreeks 1610-1620.
In Mechelen werden talrijke fragmenten van gebusselde Jezuskindjes gevonden tussen het Dijleslib. De beeldjes zijn vrijwel steeds onvolledig. De lichaamtjes en de hoofdjes blijven afzonderlijke vondsten.
Bibliografie:
DE MEUTER I. en PORIAU M. Witte en zwarte magie. Tentoonstellingscatalogus ASLK-galerij, Brussel, 1995, 238 blz.
GEYSKENS L. Beelden en plaketten uit pijpaarde te Antwerpen. In VEECKMAN J. (redactie) Berichten en Rapporten over het Antwerps Bodemonderzoek en Monumentenzorg. Antwerpen, 2002, 9-114
N. Wafels, pannenkoeken en vollaards: een restauratie om van te snoepen. Brochure bij de tentoonstelling in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel, 2007, z.p.
VAN BELLE R. Bunselkinderen en het bunselen van kinderen. In Ons Heem, jaargang 35/4, hooimaand 1981, blz. 117-124
VAN BULCK G. en SMETS G. Patacons uit het Mechelse Dijleslib: een spiegel van het volksleven van de zeventiende tot de twintigste eeuw. In Opgetekend verleden 4, jaarboek van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie, Mechelen, 2006, blz. 6-54. |